Hoe delen van spraak uit te leggen?

Schrijver: Judy Howell
Datum Van Creatie: 4 Juli- 2021
Updatedatum: 19 Juni- 2024
Anonim
Hoe herken ik een taalontwikkelingsstoornis bij mijn kind?
Video: Hoe herken ik een taalontwikkelingsstoornis bij mijn kind?

Inhoud

Weet je nog dat je op de basisschool leerde? Vingertekeningen, dutjes en natuurlijk woordsoorten! Dit artikel zal je herinneren aan wat je bent vergeten.

Stappen

  1. 1 Zelfstandig naamwoord: persoon, plaats, object of idee. Zelfstandige naamwoorden zijn onderverdeeld in twee soorten: levenloos en geïnspireerd (de laatste worden met een hoofdletter geschreven). Voorbeeld: hond, Rhode Island, Joe, goed.
  2. 2 Werkwoord: een woord dat een actie of toestand aangeeft. Vergeet niet dat je acties kunnen worden beschreven met behulp van werkwoorden. Ook drukt dit deel van de spraak een staat van zijn of bestaan ​​uit. Voorbeeld: rennen, springen, zitten, studeren - al deze woorden betekenen acties. Er is ook een aparte klasse van werkwoorden die het onderwerp en het object met elkaar verbinden (een woord dat het onderwerp op verschillende manieren benoemt of beschrijft met een werkwoord). Koppelingswerkwoorden omvatten alle vormen van het werkwoord "zijn" (in het geval dat ze niet naar het onderwerp verwijzen. Koppelingswerkwoorden omvatten de woorden "lijken", "worden", "verschijnen" en elk ander werkwoord dat gelijkheid tussen twee subjectieve begrippen.
  3. 3 Adjectief: een woord dat wordt gebruikt om een ​​zelfstandig naamwoord te beschrijven. Verwar het niet met een bijwoord. Voorbeeld: knap, groot, luidruchtig.
  4. 4 Bijwoord: een woord dat wordt gebruikt om een ​​werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord te beschrijven. In het Russisch eindigt een bijwoord meestal met de letter O. Voorbeeld: snel, voorzichtig, luid, goed. Bijwoorden bevatten ook woorden die de volgende vragen beantwoorden: hoe, wanneer, waar, waarom, in welke mate, onder welke omstandigheden. Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden kunnen worden weergegeven als afzonderlijke woorden, woordgroepen of zinnen.
  5. 5 Voornaamwoord: een woord dat een zelfstandig naamwoord vervangt. Persoonlijke voornaamwoorden: ik, ik, jij, wij. Ook persoonlijke voornaamwoorden omvatten de woorden hij, zij, het, zij. Er zijn veel verschillende voornaamwoorden. Deze omvatten onbepaalde, vragende, reflexieve, relatieve, aanwijzende voornaamwoorden.
  6. 6 Voorwendsel: een woord dat de locatie van het object beschrijft. Voorbeeld: in, op, onder, over, achter. Soms begint een voorzetsel een voorzetsel. Sluit een zin nooit af met een voorzetsel.
  7. 7 tussenwerpsels: woorden die worden gebruikt om emoties uit te drukken, zoals verrassing, schok of teleurstelling.Interjecties bevatten ook woorden die in een zin zijn ingevoegd (respectievelijk worden ze gescheiden door komma's).
  8. 8 Voegwoorden zijn woorden die woorden, zinnen en zinsdelen met elkaar verbinden. De meest voorkomende zijn verbindende (en, of, maar, noch, voor, nog en daarom) en scheidende voegwoorden (woorden die het onderwerp en de hoofdzin in een complexe zin verbinden). scheidende vakbonden omvatten: omdat, wanneer, waar, als, hoewel.

Waarschuwingen

  • Dit artikel geeft een kort overzicht van het zeer complexe aspect van woordsoorten.